Vijftig jaar Evangelische Beweging in Nederland
Ooit schreef ik in een column dat de invloed van de bundel Opwekking (vanaf 1978) de afgelopen decennia vele malen groter is geweest dan al het (mooie) werk van theologen.
Deze uitspraak is regelmatig herhaald in analyses over de evangelische beweging, zowel door aanhangers als door critici. Maar hoe dan ook, ze stemden er mee in. Niet omdat het zo’n opzienbarende vondst is, maar omdat de waarheid van mijn column met de handen te tasten is. Wanneer ik een evaluerende terugblik mag schrijven op de ontwikkeling van de evangelische beweging in Nederland sinds 1970, wordt deze geschreven vanuit twee gezichtspunten. In chronologische volgorde: de invloed van de EO en andere organisaties op een proces van identificatie en emancipatie van de evangelische beweging. En: de liturgische en spirituele invloed van de bundel Opwekking op evangelische gemeenten, en daarna ook op een aantal van de gevestigde kerken, een proces dat zich nog altijd doorzet.
Ik begon in het najaar van 1971 theologie te studeren aan de Vrije Universiteit. Aan het beginpunt dus van een interessante (en achteraf beslissende) ontwikkeling in kerkelijk Nederland. Maar dat werd toentertijd in het geheel niet opgemerkt. De evangelische beweging als zodanig bestond nog niet. Wel was er een lappendeken aan evangelische gemeenten die al gauw met een verzamelbegrip “Pinkstergemeenten” werd genoemd en waar de theologie en de gevestigde kerken weinig mee ophadden. Er werd wat vreemd en laatdunkend naar gekeken, en als er al een bepaald beeld van was, dan werd dat gekleurd door de massabijeenkomsten die in Nederland (Malieveld en de Kuip) hadden plaatsgevonden. Dat evangelische gemeenten onderling heel sterk van elkaar verschilden, was niet bekend. Pinkstergemeenten, Baptisten, Vergadering van Gelovigen, Evangeliegemeenten, ze werden gezien als een bonte verzameling gelijkgezinden die zich afkeerden van de samenleving en van de theologie. Want – zo werd in die tijd in evangelische en pinksterkringen nogal eens gedacht – theologie studeren was de snelste weg om je geloof kwijt te raken. Het is achteraf verbazingwekkend, dat die losse verzameling van gemeenten niet eerder op het netvlies is gekomen van theologen en sociologen. Dat heeft de maken met het feit dat eind jaren ’60 werd gedacht dat het einde van het christelijk geloof nabij was. Nog even en de secularisatie zou ook de orthodoxe christenen hebben bevrijd van het knellende juk van een georganiseerde religie. Toen de EO in de late jaren ’60 werd opgericht en er gepoogd werd om 15.000 leden te werven voor de status van aspirant A omroep, schreef een socioloog dat dit aantal waarschijnlijk niet gehaald zou worden en indien wel, dat zou het de laatste stuiptrekking van orthodoxe evangelische christenen zijn. Nadat de EO de 600.000 leden haalde is deze quote nog wel eens met veel leedvermaak geciteerd. Ook door mij.
In de ontwikkeling van de evangelische beweging in Nederland sinds 1970 onderscheid ik drie fases. De eerste is de periode van grofweg 1970 tot 1990. Met name door de EO, maar ook door de EH (Evangelische Hogeschool), en in mindere mate de EA (Evangelische Alliantie), werden evangelische christenen zichtbaar. Net als het Reformatorisch Dagblad in diezelfde periode zorgde voor zichtbaarheid en verbinding van reformatorische christenen, deed met name de EO dit, onbedoeld, voor evangelische christenen. Er kwam een proces van identificatie en emancipatie van evangelische christenen op gang. Mede gevoed door aansprekende rolmodellen. Andere initiatieven, zoals stichting Opwekking, maar ook de andere in de vorige les genoemde organisaties die al sinds het midden van de jaren ‘60 actief waren, sloten zich hierbij aan. Evangelische christenen ontdekten broeders en zusters in andere (kleine) geloofsgemeenschappen, en ervoeren tot hun vreugde dat er veel gemeenschappelijks in hun wijze van geloven lag. Voor deze ontwikkeling is het belangrijk op te merken dat voordien er nauwelijks media waren die aandacht schonken aan de evangelische beweging en gemeenten. Het was moeilijk elkaar te (her)kennen.
Net zoals in het begin van de 20e eeuw onder leiding van Abraham Kuyper, kan de rol van media nauwelijks overschat worden.
In de tweede fase na 1990 consolideert dit proces. Ik wil het de periode noemen van groeiend zelfvertrouwen en zelfbewustzijn. Het is ook het tijdperk waar er in bredere kring in de evangelische wereld interesse ontstaat voor theologie. Leiders beseffen dat ze een gedegen ondergrond nodig hebben willen ze in de toekomst in staat zijn de gemeenten in een roerige maatschappelijke en culturele periode te leiden. Terzijde: de emancipatie van de evangelische beweging is nooit het doel van de EO geweest. Achteraf gezien kan deze worden getypeerd als bijvangst. En pas later werd er meer strategisch over nagedacht, zeker nadat ds. Arie van der Veer (toenmalig voorzitter van de EO) de term “oecumene van het hart” had geïntroduceerd. Daar waar institutionele oecumene in het slop zat en slechts met de mond werd beleden dat de verscheurdheid van de kerken zonde tegenover God was, ontstond op het grondvlak een beweging van herkenning en erkenning, zowel tussen leden van verschillende kerken, alsmede gelovigen die zich tot de evangelische beweging rekenden. Een oecumene van onderop dus, later gemunt als spirituele oecumene.
Verder zij opgemerkt dat het overgrote deel van de leden van de EO uit de gevestigde kerken kwam. Numeriek was de evangelische beweging, vergeleken met de kerken, klein.
De groei en de (soms) luidruchtige aanwezigheid van de evangelische beweging begon in de jaren ’90 de aandacht van de gevestigde kerken te trekken. Dat had twee redenen.
In de eerste plaats de nadruk van (een deel ) van de evangelische beweging op de gaven van de Geest. Het ging met name om de gaven van genezing en profetie, later ook en vooral het praktiseren van het ministry gebed. Een rondgang door de kerkelijk pers in de jaren ’90 en ’00 laat de grote verlegenheid van de kerken met dit nieuwe fenomeen zien. Men moest zich rekenschap geven van het feit dat de heersende theologie in overwegende mate de gaven van de Geest had beperkt tot een periode van de eerste eeuwen. Officieel werd weliswaar de streeptheologie niet beleden, officieus wel degelijk. Deze impuls van de evangelische beweging heeft de heersende theologie een geweldige boost gegeven die tot op de dag van vandaag voortduurt. Daarbij geholpen door het feit dat bekende theologen uit het recente verleden zoals Hendrikus Berkhof en Cornelis Graafland openlijk blijk gaven van hun zoektocht, niet alleen naar een theologische fundering van de gaven van de Geest, maar ook van een hunkering om die gaven te ontvangen. Het getuigenis van Graafland over zijn persoonlijke zoektocht is indrukwekkend, juist omdat hij zocht, maar nooit vond. In die zin: de gaven werden hem niet geschonken.
De tweede reden is minder theologisch en gelegen in het feit dat er aantrekkingskracht van evangelische gemeenten begon te ontstaan. Aanvankelijk aarzelend, maar snel groeiend.
De motieven uit die tijd zijn herkenbaar: laagdrempelige dienst, een impuls tot vernieuwing van het geloofsleven, veel onderlinge betrokkenheid en aansprekende muziek. Raadpleging van de kerkelijk pers laat zien, dat ook deze ontwikkeling met zorg werd gadegeslagen, maar dat er minder theologische reserve was als bij het thema: “gaven van de Geest”. De aanvankelijke houding van verzet werd langzaam opgegeven, mede door de pragmatische houding dat de ontwikkeling naar een evangelicarisering van het gereformeerde leven niet meer tegen te houden was.
En dus begint zich in de late jaren ‘90 en aan het begin van het nieuwe millennium een derde fase af te tekenen: een houding van wederzijds begrip en wederzijds respect met behoud van eigen identiteit. Overigens voor de goede orde: wanneer ik in dit verband spreek over de gevestigde kerken, sluit ik de kerken in de refozuil uit. Zij stonden en staan nog altijd geharnast kritisch ten opzichte van de evangelische beweging evenals kerken ter linkerzijde die soms het etiket “vrijzinnig” hanteren. Inmiddels zitten we midden in de derde fase.
De evangelische beweging is geëmancipeerd. Er zijn verbanden waarin samengewerkt wordt en het belang van een gedegen “evangelische” theologie wordt ingezien. De sterk antithetische houding die in veel gemeenten in de jaren ’50 en ’60 te vinden was is verdwenen, en ook de voor de evangelische beweging toch sterke identiteitsonderwerpen lijken minder belangrijk te worden. Ik denk aan een onderwerp als het chiliasme, de liefde voor Israël, het benadrukken van de doop op geloof, en zelfs ook de nadruk op de charismata.
Een groot deel van de evangelische beweging is mainstream geworden. Verzet tegen de tijdgeest was lange tijd een van geboortepapieren van de evangelische beweging. Verzet tegen een wereldse levensstijl, verzet tegen alcohol, om maar eens iets te noemen, verzet tegen het goddeloze communisme, verzet tegen de evolutietheorie en later verzet tegen wetgeving rond abortus en euthanasie. Van die antithetische houding is, zeker onder de jongeren, weinig meer over. Sommige onderwerpen zijn inmiddels gedateerd, de evolutietheorie wordt als verklaringsmodel, niet als wereldbeschouwing, hier en daar schoorvoetend geaccepteerd en de maatschappelijke strijd rond thema’s uit de medische ethiek lijkt verloren, alhoewel zich soms nieuwe thema’s aandienen. Maar ook die lijken de evangelische bloeddruk niet te verhogen.
Inmiddels is ook de relatie met de gevestigde kerken radicaal veranderd. Twintig jaar geleden was het nog nodig dat de PKN en de Pinksterbeweging elkaar wederzijds excuses aanboden voor de wijze waarop ze elkaar decennia lang bejegend hadden, maar dat momentum is al lang voorbij en lijkt voor een nieuwe generatie irrelevant. Noodgedwongen hebben de kerken een deel van de evangelische vormgeving overgenomen. Soms van harte, vaak met de nodige tegenzin. In veel kerken rukt de muziekband op en worden er van harte opwekkingsliederen gezongen, soms uit de bundel Opwekking, en vaak (al) uit een eigen bundel met evangelische liederen. Die ontwikkeling is razendsnel gegaan. Het zou interessant zijn om een studie te verrichten naar de vraag hoe het komt dat in gemeenten waar voor kort nog alleen psalmen werden gezongen en een enkel klassiek gezang, nu volop evangelische bundels worden gebruikt.
Ongetwijfeld heeft deze ontwikkeling te maken met de secularisatie die ook de orthodoxe kerken van gereformeerd belijden heeft bereikt. Gemeenten zagen jongeren afhaken of overstappen naar evangelische gemeenten, en om dat proces te stoppen werd een deel van de evangelische liturgie overgenomen. Maar niet alleen jongeren werden getrokken door de evangelische liturgie. Daar waar in de gevestigde kerken evangelische bundels werden ingevoerd, ontstond er verrassend weinig verzet van de oudere generatie. Om twee redenen: men zag hoe jongeren bij het geloof konden worden behouden door deze vernieuwing en voor velen gold dat men door kennisname van programma’s van de EO al langer gewend was aan de evangelische liedcultuur. De stap was niet zo groot meer, concludeer ik ook uit eigen waarneming. De twee dominante actoren in de ontwikkeling van het geestelijk leven in orthodox christelijk Nederland (Opwekking en EO) bleken elkaar versterkt te hebben.
Critici van deze ontwikkeling wijzen erop dat er niet alleen een evangelische vormgeving de kerken is binnengemarcheerd, maar tegelijkertijd een evangelische spiritualiteit die anders is dan de gereformeerde of reformatorische spiritualiteit. In de gereformeerde theologie is in navolging van Augustinus, Luther en Calvijn altijd veel nadruk gelegd op de rechtvaardiging van de goddeloze. Een mens moest weten zondaar voor God te zijn, en vanuit die bevindelijke ervaring een schreeuw tot God roepen om behoud. Dat behoud werd hem in prediking, catechese en pastoraat aangereikt, omdat gewezen werd op de enige borg en zaligmaker Jezus Christus. Soms was deze heilsweg een lange weg. Anderen ervoeren een plotselinge dadelijke bekering. Ik besef dat ik kort door de bocht moet formuleren en dat er onderling in de verschillende kerken ook nog forse verschillen waren in theologie en beleving rond de rechtvaardiging. Je zou kunnen zeggen op een schaal tussen verbond en verkiezing.
Maar de nadruk op rechtvaardiging, verzoening, het kruislijden van Christus stempelden wel prediking en geloofsleven, voor een aantal gemeenten tot op de dag van vandaag. Het opvallende is dat in de “oude” evangelische beweging deze geestelijke zaken ook werden benadrukt, maar in heel andere bewoordingen. Er werd een zondaarsgebed gebeden en er werd verkondigd dat Jezus voor je zonden was gestorven. “Welk een vriend is onze Jezus die in onze plaats wil staan” en de oproep klonk om je leven aan Jezus te geven.
Dezelfde zaken, anders geformuleerd, met een eigen tongval, een eigen jargon en ook een eigen spiritualiteit. Maar broeders Kits (evangelisch) en ds. Jan Velema (Christelijk Gereformeerd) konden elkaar al in de jaren ’70 op dit onderwerp hartelijk de hand schudden.
De vraag is of de hoofdstroom van de evangelische beweging niet een nieuwe spirituele weg is ingeslagen die ook invloed heeft op het geestelijk leven in de kerken. Hebben opinieleiders uit de jaren ’90 en ’00 gelijk gehad als zijn stelden dat met de nieuwe liedcultuur en met de invloed van het meer georganiseerde evangelische leven ook de theologie veranderd is? Of als het niet om theologie gaat, wel de geloofsbeleving van christenen uit de Gereformeerde Gezindte? Een van de scherpste critici op dit punt (opmerkelijk van buiten de refozuil) is de theoloog Bram van de Beek (dr. A. Van de Beek). Hij heeft in veel van zijn publicaties de “theologie van de geborgenheid” bekritiseerd. Van de Beek ziet een tendens in het geloofsleven – onder invloed van de evangelische beweging – waarbij het niet meer gaat om verlossing en verzoening, maar om religieus gevoel. De nabijheid van God wordt ervaren in moeilijke tijden en heel vaak merken gelovigen dat Hij erbij is, als het leven moeilijk is. Van de Beek:
God aanvaardt je zoals je bent (…). In moderne evangelische bijeenkomsten zijn ook deze aspecten van het leven een product van de fastfoodindustrie geworden. Snelle aanvaarding en het probleem is opgelost. Jezus houdt van je en God is een Vader die altijd om je geeft en je niets verwijt. En zo wordt God geïnstrumentaliseerd voor mijn eigen welbevinden. Maar God is er niet om onze problemen op te lossen. Hij geeft een heleboel problemen.1.
Deze evangelische trend ziet Van de Beek tot zijn spijt ook volop in de traditionele kerken:
Juist de traditionele kerken zijn in de moderne cultuur overbodig geworden. Ze bestaan voort door een opvoeding in gesloten kring waarbij het zondebesef in stand wordt gehouden. Waar echter de wand doorbreekt, gaat de secularisatie snel. Zo is het gegaan in de Gereformeerde Kerken en zo gaat het nu bij de Vrijgemaakte Kerken en in grote delen van de Gereformeerde Bond in de Protestantse kerk. 2
Ik geef wat uitvoeriger citaten van Van de Beek, omdat hij een gevoelen weergeeft wat met name bij predikanten in de gematigd bevindelijke kern leeft. In andere publicaties heeft Van de Beek erop gewezen dat deze nieuwe theologie juist door de liedbundels snelle intrede in de kerken heeft gedaan. Niet alleen door Opwekking, maar ook door “eigen” bundels als Weerklank en Op Toonhoogte met een selectie van evangelische liederen. De vrees van Van de Beek is, dat wanneer het christelijk geloof niet meer als verlossingsgeloof wordt gezien en ervaren, maar als een geloof dat steunt, troost en uitzicht biedt, en waar God op ieder moment ingrijpt in ons leven, bij teleurstelling over het niet-ingrijpen van God de weg naar de uitgang van de kerk snel gevonden wordt. De kritiek van Van de Beek wordt in het midden van de kerken herkend, maar tegelijkertijd worstelen veel gemeenten met de vraag hoe de uitstroom naar (met name) grote evangelische gemeenten te stoppen is, te meer daar zich in Nederland een nieuwe fenomeen heeft ontwikkeld, namelijk de evangelische mega kerken.
Deze ontwikkeling past in een bredere context van megakerken, die we vooral in de VS zien, maar ook in landen als Nigeria en Brazilië, alhoewel de invloed van deze kerken minder is. Om enig zicht te krijgen op die internationale ontwikkeling rond de evangelische beweging en de invloed daarvan op Nederland kunnen we terecht bij de oratie die prof Miranda Klaver (zelf afkomstig uit de Pinkstergemeenten en nu lid van de PKN) in september 2022 aan de VU heeft gehouden. Zij onderscheidt vier trends in de internationale evangelische en charismatische wereld.
Deze vier categorieën zijn weliswaar te onderscheiden, maar zeker niet te scheiden omdat juist een kenmerk van de wereldwijde evangelische beweging is, dat de grenzen vloeiend zijn en dat er een groot grensverkeer is tussen de verschillende typen gemeenschappen. De jongere evangelische kerkganger is niet meer trouw aan de eigen gemeente. In Amsterdam bijvoorbeeld, wordt er veel gehopt tussen Hillsong, Vineyard en Crossroads, om maar een voorbeeld te noemen.
Wanneer ik het bovenstaande samenvat, zie ik twee belangrijke actoren in de ontwikkeling van de evangelische beweging in Nederland. De eerste is de EO. Evangelische christenen werden hier zichtbaar, begonnen elkaar te (her)kennen en langzamerhand over verschillende lijnen te organiseren. Je zou dit de “organisatorische” invloed kunnen noemen.
De tweede is de bundel Opwekking en in het verlengde hiervan de conferenties van Opwekking. Bundel en conferentie zorgden ervoor dat de evangelische liedcultuur binnendrong in de gevestigde kerken en daarmee tevens voor een andere vorm van spiritualiteit. EO en stichting Opwekking waren dus leidend, maar het is goed om hier ook de Alpha cursus te noemen en de liederen van Elly en Rikkert. Generaties kinderen en jongeren in de kerken en evangelische gemeenten zijn bij de teksten van dit duo opgegroeid en deze hebben onmiskenbaar invloed gehad op het geloofsleven.
Na dit fragmentarische en deel evaluatieve overzicht wil ik voorzichtig naar de toekomst kijken. Niet om voorspellingen te doen, want de context waarbinnen de evangelische beweging functioneert verandert razendsnel en het verleden laat zien dat geestelijke ontwikkelingen voorspellen een hachelijke zaak is. Wel wil ik in alle voorzichtigheid een paar trends signaleren in een tijd van transcendentieverlies, relevantieverlies, referentieverlies en eschatologieverlies. Van alle kanten ondergaan kerken, bewegingen en individuele gelovigen de invloed van de laat-moderne en postmoderne cultuur, te meer daar deze cultuur door de social media onder handbereik is.
In prediking en pastoraat zal meer de nadruk komen te liggen op de weerbarstigheid van het leven en de woestijnervaring die gelovigen meemaken
In de brief aan de gemeente van Kolosse roept Paulus de gelovigen op om te blijven geloven (1:23), terwijl in de brief aan de Hebreeën het woord “volharding” centraal staat. Blijkbaar hadden christenen van de 2e generatie deze oproep en vermaning nodig. In zijn afscheidsbrief aan Timotheüs roept Paulus op om te midden van alles wat er in de wereld gaande is in gedachtenis te houden dat Jezus Christus uit de dood is opgewekt (2 Tim. 2:8).
Die oproep klinkt vandaag ook. Misschien wel als nooit te voren. En als de eerste christenen volharding nodig hadden, hoe veel te meer wij.
Ik hoop en vertrouw dat de evangelische beweging, maar ook alle gevestigde kerken dienstbaar mogen blijven aan deze opdracht. Totdat Jezus weerkomt.
Andries Knevel, november 2022